
Uiteindelijk is er de werkschouw. Deze wordt “Wit Licht” genoemd. In deze werkschouw moet je zodanig presteren dat je werk voldoende is om door te gaan naar “Groen Licht” en daarna naar het examen en de eindexpo. Na mijn presentatie duurt de beoordeling lang. Volgens eigen zeggen komen ze er niet uit. Cijfers variëren in uitersten; een 4 en een 9.
“De noodzaak blijkt voelbaar, maar de vermoedde anarchie schijnt niet overtuigend. Afzonderlijke elementen leveren een goed beeldend product, maar het ontbreekt aan overtuiging.”
Het geheel wordt beoordeeld met een cijfer.
De vraag is echter: wat nu?
Volg de 4 of volg de 9?
Wat ik wel weet is dat ik geen anarchist wil zijn. Ik hoef de barricades niet zo nodig op.
Ik voel me eerder een leerkracht die een ruimte wil creëren waarin de beschouwer zelf gestuurd denkt.
Daar moet dus duidelijk nog wat aan gebeuren.
Verder herken ik me absoluut niet in de deskundige conclusie, dat ik door mijn hoge productie niet aan reflecteren toe kom.
Dat ontken ik. Iets nieuws maken dat voortkomt uit het vorige, is ook een vorm van reflecteren.
Een reeks van telkens nieuw ontwikkelde beelden maakt de route van de reflectie juist uitermate zichtbaar.
(Denk hierbij aan de evolutie in de kleur-foto’s van Mirjam en de ontwikkeling in de verschillende gezichts-emoties in de video.)
Vermoedelijk moet ik dit nog extremer uitdragen.