
Hoe lelijker een hoofd hoe beter, vond Leonardo da Vinci. En al die lelijke hoofden zijn van 5 oktober 2018 tot 6 januari 2019 te zien in het Teylers museum in Haarlem.
Da Vinci plukte zijn modellen gewoon van de straat. Hij wil alles wat hij tegenkomt onderzoeken en was vooral verzot op neuzen. Hij onderzocht de fysionomie; de relatie tussen persoonlijkheid en uiterlijk. In de 15e eeuw dacht men dat het fysieke en het psychische van een persoon een direct verband hadden. “Uiterlijke schoonheid stond voor innerlijke goedheid. Lelijke mensen zijn slecht.” Dit schreef Baldassare Castiglione in die tijd. En ook Leonardo dacht dat. Hij stelde dat mensen met weinig lijnen in het gezicht cerebraler zijn, dan mensen die veel reliëf en groeven in het gezicht vertonen en dus beestachtig en driftig zijn. Leonardo wilde de lelijkheid doorgronden. Tolstoj schreef in “Anna Karenina”: alle mooie hoofden lijken op elkaar, maar alle lelijkerds zijn lelijk op hun eigen manier.
Leonardo maakte deze karikaturen voor het vermaak, maar ook als voorstudies voor zijn grote schilderijen. Hoe schilder je immers een terughoudende blijmoedigheid? En hoe zorg je dat een lach geen grimas wordt. Daarbij wilde Leonardo ook weten hoe pezen liepen. Een ware medische studie dus.
Leonardo wilde voor “Het laatste avondmaal” elke apostel een onvervreemdbaar eigen voorkomen geven. Voor Judas heeft hij ruim een jaar moeten zoeken. Uiteindelijk kreeg hij diepliggende ogen en een herkenbare neus.
Naast al die medische en karakter studies is Leonardo soms ook duidelijk kunst aan het maken. De voorstudie van het meisje hieronder dient voor het gezicht van de engel Gabriël in “Maagd op de rotsen“. De voorstudie is duidelijk een vrouw, maar bij de engel is het geslacht niet zo duidelijk. Kunsthistoricus Kenneth Clarke noemt dit één van de mooiste tekeningen ter wereld. Haar mond is gewelfd. Haar oogleden zijn zwaar. Fenomenaal!